Orkestopstelling
Klik op een instrument voor meer informatie. De info is hoofdzakelijk afkomstig van Wikipedia.
Concert Basdrum
Een concert basdrum (ook wel grote trom of Turkse trom (Italiaans: Gran Cassa) genoemd) is slagwerk uit de groep der membranofonen. Het instrument bestaat uit een holle cilinder van ca. 70-100 cm doorsnede en zo’n 40-50 cm diepte.
De grote trom wordt verticaal of een beetje schuin opgehangen in een statief en wordt typisch met een korte zachte stok bespeeld, waarvan de kop met vilt of leer is overtrokken. Het ritme is vaak niet snel.
Koebel
Een koebel is een bel die aan de hals van een koe wordt gebonden. Deze bellen worden in het Alpengebied veel gebruikt om te horen waar een koe zich bevindt. In deze bel hangt een klepel, zoals bij een klok. Deze koebellen worden in de traditionele muziek in een gestemde serie ook gebruikt als melodie-instrument.
Daarnaast is een koebel een muziekinstrument uit de groep van idiofonen, ook wel cowbell geheten. Het is een platte bel van brons of smeedijzer zonder klepel. Bij drumbands en malletbands wordt de koebel doorgaans vastgemaakt aan de kleine trom, timbales of woodblock, bij drumstellen staat de koebel meestal op een standaard.
Gong
Een gong is een ronde metallofoon van Oost-Aziatische herkomst die een specifieke toonhoogte kan hebben. De bouw kan variëren van die van een ronde, gekromde schotel (al dan niet met een bult erop, zoals bij de Chinese gong), tot die van een rechthoekige metalen plaat. Hij wordt met een vilten, metalen of houten klopper bespeeld.
Conga
Een conga is een circa 70-75 cm hoge eenvellige trommel, tonvormig en open aan de onderkant, die meestal met de handen wordt bespeeld. Het instrument wordt gemaakt van hout of fiberglas. Houten conga’s klinken over het algemeen warmer, voller en dieper dan conga’s van fiberglas, die doorgaans feller en iets krachtiger klinken.
Bongo
Bongo’s zijn kleine handtrommels die meestal per twee aan elkaar hangen en samen bespeeld worden. Bij Marching bands (drumbands /malletbands etc.) worden de bongo’s soms als los instrument bespeeld of ook wel opgehangen aan een marching-trom (kleine trom, parade-trom/field-trom etc.) en worden bespeeld met mallets.
Triangel
De triangel is een metalen slaginstrument dat behoort tot de klasse van de idiofonen. Het instrument bestaat uit een driehoekig gebogen metalen staaf, en wordt opgehangen aan de bovenkant en aangeslagen met een kleiner metalen staafje. Dat gebeurt bij voorkeur op de zijde tegenover de opening, voor de mooiste klank. De triangel brengt slechts drie klokjesachtige, maar doordringende tonen voort en wordt onder meer in een orkest gebruikt. Roffels worden in een van de dichte hoeken geproduceerd door het staafje snel heen en weer te bewegen. Een triangel komt voor in verschillende formaten: kleinere klinken hoger dan grotere, hoewel de exacte toonhoogte van een triangel (anders dan die van een pauk) in de muziek geen rol speelt.
Bar chimes
Bar chimes (ook wel Mark Chimes of Chime tree genoemd) is een percussie-instrument dat voornamelijk wordt gebruikt voor muzikale kleur. Het bestaat uit een reeks chimes (cilinders / buisjes van massief metaal ongeveer 6 mm in diameter) van verschillende lengtes, die opgehangen zijn aan een plankje. De chimes worden gespeeld door met een vinger of stok langs de hangende chimes te vegen. De bar chimes zijn in 1967 uitgevonden door studio percussionist Mark Stevens.
Tamboerijn
Een tamboerijn (in het Oudnederlands ook wel beltrom, zoals in kerstliederen) is een lijsttrommel, die bestaat uit een hoepel waaraan belletjes bevestigd zijn en die is bespannen met een trommelvel. Zonder belletjes is het geen tamboerijn maar een handtrom. Zijn de belletjes er wel, maar is er geen vel aangespannen, dan is het een beatring, ofwel een schellenkrans.
Het instrument wordt met de hand aangeslagen of bewogen.
Concert Cymbalen
Een bekken of cymbaal is een metalen slagwerkinstrument dat bestaat uit een ronde, iets gekromde schijf die, afhankelijk van het gebruik, in het midden opgehangen is in een standaard of met een koord of riem wordt vastgehouden. Bekkens bestaan uit veel uiteenlopende (metaal)materialen, maten, diktes en vormen en hebben allemaal een eigen en unieke klankkarakteristiek. Bekkens kunnen op verschillende wijzen worden bespeeld en doen doorgaans dienst als hogetonenvormer in een drumstel of los als onderdeel in de slagwerksectie in klassieke muziek. Cymbalen hebben als doel accenten in of het ritme aan de compositie te geven.
Drumstel
Een drumstel of drums is een verzameling slagwerkinstrumenten die door een enkele drummer bespeeld wordt.
De basisopstelling van een drumstel bestaat uit een aantal trommels (bassdrum, snaredrum, floor tom, high tom, mid tom, low tom…) en een aantal bekkens (hi-hat, bekkens (cymbals)). De opstelling wordt veelal onderverdeeld naar het aantal trommels, dus zonder de bekkens. Daarnaast kan gebruikgemaakt worden van andere slaginstrumenten zoals koebellen, woodblocks, triangels, buisklokken of tamboerijnen.
Vibrafoon
Een vibrafoon is een muziekinstrument in de categorie slagwerk. Het lijkt op een xylofoon en marimba (ook idiofonen), maar waar bij deze instrumenten op houten toetsen wordt geslagen om geluid voort te brengen, gebeurt dat bij de vibrafoon op metalen toetsen. Om het geluid op elk gewenst tijdstip te dempen, bevindt zich onder de toetsen een dempbalk. Door het pedaal van de vibrafoon met de voet in te drukken komt de dempbalk los van de toetsen waardoor je de duur van toon verlengt.
Klokkenspel
Een glockenspiel is een metallofoon, een muziekinstrument uit de groep der idiofonen, bestaande uit twee rijen metalen staven (toetsen), doorgaans zonder resonator. Soms wordt wel de misverstanden oproepende benaming ‘klokkenspel’ (carillon) gebruikt. Het instrument wordt bespeeld met stokken (ook wel mallets genoemd).
Xylofoon
De xylofoon is een muziekinstrument behorend tot het gestemde slagwerk dat bestaat uit een reeks houten staven die zijn opgehangen aan een op een frame gespannen touw. De naam komt van het Griekse xylon, dat ‘hout’ betekent. Omdat de toonhoogte o.a. afhangt van de lengte van de toets, zijn de laagste toetsen langer dan de hoogste. De concertxylofoon bestaat uit twee rijen staven: de achterste rij correspondeert daarbij met de zwarte toetsen van de piano en de voorste met de witte. Het instrument is daarmee chromatisch. Het instrument wordt bespeeld met stokken met een harde kop van rubber, hout of kunststof.
Pauken
Een pauk is een keteltrom met een gedefinieerde toonhoogte. Op een koperen of kunststof ketel (ø 50-80 cm) is een vel gespannen. Door met een mallet op het vel te slaan klinkt een bepaalde toon. De toonhoogte is afhankelijk van de spanning van het vel en de plaats waarop het vel geraakt wordt.
De meeste moderne orkestpauken zijn uitgerust met een pedaal dat de spanning in het vel regelt. Voor het gemak van de paukenist wordt een toonwijzer toegevoegd om een visuele indicatie te geven van de velspanning. De toonwijzer geeft daarbij grofweg aan op welke toon de pauk ingesteld staat.
Trompet
De trompet is een blaasinstrument van de familie der koperblazers, waarbij het geluid ontstaat doordat de lippen die tegen het mondstuk geplaatst worden, met de adem in trilling worden gebracht.
Trombone
De trombone is een blaasinstrument dat tot het scherpe koper wordt gerekend. De naam stamt van het Italiaanse tromba met het suffix one en betekent dus “grote trompet”. In de volksmond wordt dit instrument ook schuiftrompet genoemd, wat eigenlijk de naam van een ander koperinstrument is. Door het uitschuiven kan de bespeler de effectieve buislengte verkorten of verlengen, waarmee ook de toonhoogte verandert.
Klarinet
De klarinet is een blaasinstrument behorend tot de enkelrietinstrumenten. In het harmonieorkest en symfonieorkest wordt de klarinet gerekend tot de houtblazers. De naam komt van clarinetto, een verkleinwoord van het Italiaanse clarino, een soort trompet.
Franse hoorn
De hoorn is een muziekinstrument dat sinds lange tijd belangrijke functies heeft vervuld. Net als bij de trompetten kon ook op de hoorn door het ontbreken van kleppen en ventielen in het hoofdbuiscorpus niet chromatisch in alle twaalf toonsoorten worden gespeeld. Dit was al vroeg in de westerse muziekgeschiedenis, rond de 14e eeuw, wel het geval met de schuiftrombone. De hoorn is, met de trompet, in feite het laatste koperblaasinstrument dat van ventielen werd voorzien.
Althoorn
De althoorn is een koperen blaasinstrument. Het staat in de Verenigde Staten bekend als alto horn, in Groot-Brittannië als tenor horn en in Duitsland als Althorn. Het instrument is gestemd in Es. Het heeft een conische boring en is voorzien van ventielen. Gewoonlijk wordt eenzelfde soort mondstuk gebruikt als bij de kornet.
Basklarinet
De basklarinet is een lage (bas)variant van de klarinet die zijn definitieve vorm kreeg door Adolphe Sax.
Es-klarinet
De es-klarinet is een kleine klarinet.
De es-klarinet is een transponerend instrument en staat gestemd in es, wat betekent dat er een es klinkt wanneer het instrument een genoteerde c speelt, en is daarmee een kwart hoger dan de “gewone” bes-klarinet. De es-klarinet ziet er daardoor uit als een gewone klarinet, maar dan een stuk kleiner.
Fagot
De fagot is een houten blaasinstrument met dubbelriet in tenor- en basligging, dat wordt ingedeeld bij de houtblazers. Het instrument bestaat uit een lange (houten) buis met een licht conische boring. Omwille van de hanteerbaarheid is de buis ‘dubbelgevouwen’, een bouwwijze waaraan de fagot zijn naam dankt: het Italiaanse “fagotto” betekent (takken)bundel. (Ook in het Frans is de betekenis “bundel” of “takkenbos”, vandaar dat sommige Vlaamse componisten weleens voor “takkenbos” schreven.) De klank van de fagot is uiterst karakteristiek: in de lage tonen enigszins grof en korrelig, in het middenregister gelijkend op die van de hoorn en in de hoogte nadert de toon die van de cello, altviool of menselijke tenorstem.
Altsaxofoon
Een altsaxofoon of altsax of alto is de meest voorkomende uitvoering van de saxofoon. Het instrument is uitgevonden door Adolphe Sax en staat gestemd in de toonsoort Es hoewel ook uitvoeringen in C voorkomen. De altsax is goed te herkennen aan de rechte hals (bovenste stuk waarop het mondstuk bevestigd wordt), die boven de body (de rest van het instrument tot aan de beker) abrupt naar beneden knikt. De hals van de eveneens veel gebruikte en grotere tenorsaxofoon is daarentegen welvend.
Piccolo
De piccolo of kleine fluit is de – niet geheel correcte maar wel veelgebruikte – naam voor de sopranino-dwarsfluit en wordt evenals de dwarsfluit bespeeld door dwars over het mondstuk te blazen. De oorspronkelijke Italiaanse naam luidt flauto piccolo (in modern Italiaans heet de piccolo ottavino – “octaaf(fluit)je”).
Dwarsfluit
De dwarsfluit – in de klassieke muziek meestal kortweg fluit genoemd – wordt, zoals de naam aangeeft, dwars op de lippen geblazen; de luchtstroom uit de mond staat haaks op de boring van het instrument. De kleinere en hoger gestemde uitvoering wordt piccolo genoemd, de grotere uitvoeringen altfluit en basfluit. De moderne dwarsfluit, tegenwoordig meestal van metaal, is door Theobald Böhm ontwikkeld uit de traverso (barokfluit) die meestal van hout was (zie hieronder onder “geschiedenis”).
Hobo
Een hobo is een dubbelrietinstrument, behorend tot de houten blaasinstrumenten. De hobo bestaat uit een conisch geboorde buis met een licht trechtervormig uiteinde. Langs de buis bevinden zich diverse gaten en verzilverde kleppen. Iemand die een hobo bespeelt, wordt een hoboïst genoemd. De manier van aanblazen is van invloed op de klank en de geluidssterkte. De klank van de hobo is nasaal en draagt zeer ver. Vanwege zijn relatief stabiele en indringende toon wordt de hobo gebruikt om de toon te blazen waarop de andere instrumenten in het harmonieorkest hun stemming aanpassen.
Tenorsaxofoon
De tenorsaxofoon of tenorsax is na de altsaxofoon de meest voorkomende saxofoon. Het instrument is meestal in de toonsoort Bes gestemd; de meeste Amerikaanse modellen hebben een stempel met “low pitch” gestemd in Bâ™ (bes) of “high pitch” gestemd in B. Een enkele keer is een tenorsax gestemd in C; dit heet een C-melody-saxofoon en deze is iets kleiner dan de tenor. Beide hebben een S-vorm met een zwanenhals.
Eufonium
Een eufonium of tenortuba is een koperen blaasinstrument. De toon is te vergelijken met een baritonzanger. De naam eufonium komt oorspronkelijk van het Griekse woord euphonos, wat betekent “mooiklinkend”: eu (spreek uit ‘ui’ of ‘eu’) betekent “mooi” of “goed” en phonè betekent “klank” of “geluid”. Bijna alle huidige eufoniums zijn uitgevoerd met drukventielen, hoewel modellen met draaiventielen nog wel bestaan.
Baritonsaxofoon
De baritonsaxofoon of baritonsax is een wat minder gebruikelijke saxofoon dan de tenor- of altsax. Het instrument is doorgaans in Es gestemd, en heeft vaak als extra noot een zogenaamde ‘lage-A’ waar de overige saxofoons een bereik tot een ‘lage-Bes’ hebben. De baritonsax heeft een lage en warme klankkleur, en wordt onder andere in fanfares en harmonieorkesten gebruikt. Een saxofoonkwartet heeft de baritonsax als laagste instrument in zijn midden. Ook qua vorm is de baritonsax anders, waar de tenorsax alleen een bocht in de hals heeft, heeft een baritonsax een tweetal extra 180° bochten bij het mondstuk.
Bastuba
De tuba is de naam voor een aantal koperen blaasinstrumenten in het bas-register. Instrumenten die onder de tubafamilie worden geschaard zijn het eufonium (soms tenortuba genoemd) en de (bas)tuba’s (gestemd in F, Es, C of Bes). Tuba is een benaming die in vele talen wordt gebruikt en ongespecificeerd verstaat men onder ‘tuba’ meestal een bastuba. In amateurblaasorkesten in Nederland en Vlaanderen heeft men echter dikwijls de gewoonte om onder de term ‘tuba’ een eufonium te verstaan, wat voor enige verwarring kan zorgen.
Basgitaar
De basgitaar is een snaarinstrument (doorgaans viersnarig) dat in vele vormen van moderne niet-klassieke muziek wordt gebruikt. De stemming is standaard ’E – ’A – D – G; zoals een contrabas en gelijk aan de laagste vier snaren van een gitaar, maar dan een octaaf lager. Meestal wordt een basgitaar uitgevoerd met frets, hoewel fretloze basgitaren ook bestaan.
Dirigent
Een dirigent (afgeleid van het Latijnse dirigere = ‘afbakenen, rechtmaken, leiden, regelen, inrichten’) is de leider van het harmonieorkest. Het leiden van het orkest zelf wordt directie of dirigeren genoemd, waarbij het woord ‘dirigeren’ vooral verwijst naar de aanwijzingen die de dirigent geeft tijdens het musiceren zelf. Ook de opleiding van muziekstudenten tot dirigent aan conservatoria heet ‘directie’.